LEREN MET HOOFD, HART EN HANDEN

Kleuter- en basisonderwijs op De Ridderslag

Informatie over onze missie en visie; waar leren met hoofd, hart, handen, en opvoeden tot vrijheid centraal staat.

DE VRIJESCHOOL

Waar staan we voor?

De Ridderslag is één van de ruim negentig scholen in Nederland die zich baseren op de beginselen van de vrijeschoolpedagogiek. Wat hebben al die scholen met elkaar gemeen? Allereerst het predikaat ‘vrij’. Dat slaat op twee dingen: op het doel de kinderen op te voeden tot vrijheid, en op het streven naar vrijheid van onderwijs.

Opvoeden tot vrijheid
Opvoeden tot vrijheid houdt voor onze school in dat het kind zich bewust kan worden van zijn eigen kunnen en vermogens en van zijn eigen wil. De kernvragen van elk kind, wie ben ik, wat wil ik, wat kan ik, vormen de achtergrond van ons onderwijs. Voor een ‘antwoord’ op deze drie vragen is het van belang dat zo veel mogelijk talenten van het kind tot ontwikkeling kunnen komen. Hierbij zoeken we de balans tussen aanpassing van het kind aan zijn omgeving en instandhouding van zijn eigenheid, zodat het op eigen wijze vorm kan geven aan zijn leven en aan het samenleven met anderen.

Vrijheid van onderwijs
Het leerprogramma en de vakken op onze school zijn conform de eisen die de wetgeving en de Onderwijsinspectie aan basisscholen stelt. Daarnaast maakt uw kind op onze school kennis met vakken die specifiek zijn voor ons onderwijs, zoals vaklessen in moderne vreemde talen, handenarbeid, schilderen, vormtekenen en muziek.

 

onderwijsvisie

Denken, voelen en willen

Hoe wordt er naar de kinderen gekeken?

Onze manier van kijken naar kinderen – het mensbeeld – vormt de achtergrond van het leerplan. De mens is niet alleen een fysiek, maar ook een geestelijk wezen met eigen motieven en talenten. Het onderwijs zoekt het unieke van ieder kind en sluit daarbij aan. Onderwijs is voor onze school niet het vullen van een vat, maar het ontsteken van een vuur. De lesstof is leerstof voor de ontwikkeling van het kind in al zijn facetten.

Denken, voelen en willen

In ons onderwijs staat een evenwichtige ontwikkeling van denken, voelen en willen centraal. Anders gezegd: van kennis, emotie en vaardigheden. Deze drie aspecten komen in de pedagogie evenwichtig aan bod en de leerkrachten geven hier in concrete situaties vorm aan. Spel, beweging, creatieve activiteiten en vertelstof zijn enkele van de middelen die de leerkracht hiervoor inzet.

Ritme

Ritme komt terug in het leren door de stof op te nemen en te verwerken. Ritme komt ook terug in de activiteiten. De schooldag zelf kent een ritmisch verloop met vaste momenten en activiteiten voor het begin van de dag, de verschillende leer- en bewegingsvakken en de afsluiting van de dag. Maar ook aan het ritme van het jaar wordt aandacht besteed. Op een jaartafel in de klas zijn seizoensgebonden elementen neergelegd. Gedurende het jaar vieren de kinderen, ouders en leerkrachten de jaarfeesten zoals het Michaëlsfeest (herfst), Sint Maarten, Advent, Sint Nicolaas, Kerst, Driekoningen, Maria Lichtmis, Pasen, Pinksteren, en het Sint Jansfeest (midzomerfeest).

Levensbeschouwing

De school is een algemeen bijzondere school Alle ken staat open voor alle kinderen, ongeacht godsdienst, sekse, huidskleur, nationaliteit, milieu of levensbeschouwing. Dat betekent dat de vrijheid van ouders om hun kinderen in de eigen richting of levensbeschouwing op te voeden, volledig wordt gerespecteerd.
Onze school is aangesloten bij de Vereniging van vrijescholen (VVS).

Leerstof en de ontwikkelingsfasen

De school begeleidt kinderen in hun groei naar volwassenheid. Deze groei kent drie hoofdfasen: de fase van 0 tot 7 jaar, de fase van 7 tot 14 jaar en de fase van 14 tot 21 jaar. Deze fasen brengen eigen ontwikkelingstaken mee voor het kind, en onze leerstof is hierop afgestemd.

In de eerste periode van 0 tot 7 jaar staan de lichamelijke ontwikkeling, de groei en de motoriek van het kind centraal. Door veel te spelen en te bewegen, door een regelmatige dagindeling en een veilige en aansprekende omgeving, wordt het kind ‘baas in eigen lichaam’.

In de leeftijd van 7 tot 14 jaar is er in vrijwel ieder kind de aanleg om origineel, creatief en probleemoplossend te denken. Het is aan de ouders en de leerkrachten om dat vermogen te versterken en te verzorgen. Daarna, tot in de pubertijd, komen de psychische kwaliteiten meer op de voorgrond. Het kind beleeft zichzelf en de omgeving dan in hoge mate in zijn gevoelens. Daarom tracht de leerkracht met het onderwijs allereerst bij het gevoelsleven van het kind aan te sluiten. Dat gebeurt als het kind voor iets ‘warm’ kan lopen, en er enthousiast door wordt.

leerplan

Ontwikkelingsgericht onderwijs

Ons onderwijs is afgestemd op de ontwikkelingsfasen van het kind

Uw kind brengt ruim acht jaar door op de basisschool. De school is gedurende die acht jaar een plek waar het kind samenwerkt met anderen, zich ontwikkelt, vaardigheden en kennis verwerft en plezier maakt. Ouders en leerkrachten spelen in deze ontwikkeling een belangrijke rol. Voor u als ouder is het belangrijk om inzicht te hebben in het leerplan van de school, de inhoud van de verschillende vakken, omgangsprotocol, beleid inzake dyslexie, aandacht voor leerlingen die extra zorg behoeven en schooluitjes. Onze school werkt vanuit een leerplan dat aan alle wettelijke vereisten voldoet en dat regelmatig wordt geëvalueerd en aangepast.

Vertelstof

Van lieve fee tot stoere Romein

Verhalen vertellen is van alle tijden. Door middel van vertellen wordt belangrijke kennis over het leven overgebracht van volwassene op kind, van meester op leerling. Vertelstof is de rode draad waarlangs de ontwikkeling van het kind verloopt en die verweven is in de schoolvakken. De verhalen zijn afgestemd op de ontwikkelingsfase waarin de leerlingen zich bevinden en boeien de leerlingen omdat ze innerlijk weten: “Het gaat over mij!”. Verhalen zorgen daarnaast voor plezier, herkenbaarheid, het oproepen van beelden, spanning, het stimuleren van de fantasie en het ontwikkelen van taalgevoel.

In de kleuterklassen wordt een verhaal een aantal weken herhaald, zodat de kinderen het gaan herkennen en beleven, zoals Vrouw Holle en Raponsje. In sprookjes is het goed en het kwaad voelbaar en beleefbaar voor de kleuter, terwijl het toch een verhaal blijft.

Sprookjes passen ook nog bij de eerste klas. Menselijke, sociale en geestelijke waarheden worden kleurrijk gebracht zonder beoordeling. Het accent ligt op moed, doorzettingsvermogen en vertrouwen. De held gaat op pad, overwint tegenslag, vervult opgaven en bereikt zijn of haar doel. Zoals de held op weg gaat, zo betreedt de eersteklasser de ‘grote school’.

In de tweede klas maken de kinderen kennis met fabels en heiligenlegenden. Fabels gaan over dieren, zoals bijvoorbeeld de raaf en de vos. Al deze dieren hebben een menselijke eigenschap: egoïsme, sluwheid, lef, angst, bescheidenheid of onzekerheid. De kinderen herkennen iets daarvan bij zichzelf of bij anderen. De legendes bevatten daden uit het leven van heiligen, zoals Franciscus van Assisi. Onze dierendag op 4 oktober komt voort uit de verhalen over deze heilige die met de dieren kon spreken. De verhalen over heiligen gaan ook over moed en angst, onzekerheid en vertrouwen, gevoelens die het kind zal herkennen.

De derdeklassers horen de verhalen van het Oude Testament. De verhalen zijn niet kerkelijk, maar zuiver pedagogisch bedoeld. De verhalen over de schepping van de wereld en de gang van een volk op zoek naar een thuis, sluiten aan bij de vragen van de derdeklasser naar het waarom en de zin van de dingen.

Van het Oude Testament stapt de inmiddels vierdeklasser naar de Noorse mythologie. De Edda bevat verhalen en liederen uit de 9de tot en met de 13de eeuw over Noorse helden en goden, zoals Donar en Wodan, de naamgever van onze woensdag. De vertelstof loopt parallel met de beleving van de vierdeklasser: het achterlaten van een bekende wereld om een nieuwe binnen te gaan en daarbij te vertrouwen op eigen wilskracht. De verhalen van de strijd tussen de goden- en reuzenwereld zijn verhalen van het leven zelf, over list en bedrog, moed en strijd. Deze stoere verhalen versterken het ‘ik’ van de leerlingen.

De mythologie van de Grieken doet zijn intrede in de vijfde klas. De goden zijn ontmaskerd, de vijfdeklasser verbindt zich met het abstracte denken en richt zich meer op de fysieke wereld. De verantwoordelijkheid voor eigen daden, zo duidelijk in de Griekse sagen aanwezig, sluit hierop aan.

De zesdeklasser vliegt uit zoals de Romeinen uitzwermden over Europa en overal hun sporen achterlieten. Geschiedkundige verhalen uit de Romeinse tijd en de daarop volgende Volksverhuizingen en de Middeleeuwen zijn de vertelstof voor de zesde klas, naast Oosterse en Arabische verhalen. Deze sluiten aan op de belevingswereld van de twaalfjarige, die abstracties, logica en oorzaak-gevolg steeds bewuster gaat waarnemen. De vertelstof is verwerkt in het periodeonderwijs en de vaklessen, die hierna worden beschreven.

Periodeonderwijs

Taal, rekenen en meer
De eerste uren van de schooldag staan in het teken van het periodeonderwijs. Het leerjaar is verdeeld in periodes van een aantal weken. In deze weken staat steeds één bepaald vak centraal, zoals heemkunde, taal, rekenen, aardrijkskunde, geschiedenis, enz. Deze periodes wisselen elkaar af, zodat de leerlingen tijd krijgen om het geleerde te laten bezinken en te verdiepen. De klassenleerkracht geeft de vakken van het periodeonderwijs.

Levensbeschouwing

De school is een algemeen bijzondere school Alle ken staat open voor alle kinderen, ongeacht godsdienst, sekse, huidskleur, nationaliteit, milieu of levensbeschouwing. Dat betekent dat de vrijheid van ouders om hun kinderen in de eigen richting of levensbeschouwing op te voeden, volledig wordt gerespecteerd.
Onze school is aangesloten bij de Vereniging van vrijescholen (VVS).

Leerstof en de ontwikkelingsfasen

De school begeleidt kinderen in hun groei naar volwassenheid. Deze groei kent drie hoofdfasen: de fase van 0 tot 7 jaar, de fase van 7 tot 14 jaar en de fase van 14 tot 21 jaar. Deze fasen brengen eigen ontwikkelingstaken mee voor het kind, en onze leerstof is hierop afgestemd.

In de eerste periode van 0 tot 7 jaar staan de lichamelijke ontwikkeling, de groei en de motoriek van het kind centraal. Door veel te spelen en te bewegen, door een regelmatige dagindeling en een veilige en aansprekende omgeving, wordt het kind ‘baas in eigen lichaam’.

In de leeftijd van 7 tot 14 jaar is er in vrijwel ieder kind de aanleg om origineel, creatief en probleemoplossend te denken. Het is aan de ouders en de leerkrachten om dat vermogen te versterken en te verzorgen. Daarna, tot in de pubertijd, komen de psychische kwaliteiten meer op de voorgrond. Het kind beleeft zichzelf en de omgeving dan in hoge mate in zijn gevoelens. Daarom tracht de leerkracht met het onderwijs allereerst bij het gevoelsleven van het kind aan te sluiten. Dat gebeurt als het kind voor iets ‘warm’ kan lopen, en er enthousiast door wordt.

leerplan

Ontwikkelingsgericht onderwijs

VERVOLGOPLEIDINGEN

Wat na de basis?

Bij de vrije school werken de groepen net iets anders dan bij het reguliere onderwijs. Van de groep  blabla, werk je naar het eindjaar etc. etc.  

Daarna volgt er een aansluitend onderwijs, waardoor etc. tekst over vervolg na de basis. 

Peuterjaar

Groepsjaren

Kleuterjaren

nog iets

Contact

Adres: 1243 Gouda

Telefoon: (0182)

E-mail: info@deridderslag.nl

Schooltijden: 9:00

Non-Discrimination Policy

Praesent sapien massa, convallis a pellentesque nec, egestas non nisi. Quisque velit nisi, pretium ut lacinia in, elementum id enim. Donec sollicitudin molestie malesuada. Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Praesent sapien massa, convallis a pellentesque nec, egestas non nisi. Vestibulum ac diam sit amet quam vehicula elementum sed sit amet dui. Donec sollicitudin molestie malesuada. Vivamus suscipit tortor eget felis porttitor volutpat. Pellentesque in ipsum.